Het tijdsbeeld rond 1886 (deel 6)

voorlezer. Deze en de Dominee waren in mijn ogen grootheden van de eerste orde. Mijn broer Jan, 2,5 jaar ouder dan ik, zal stellig ook vaak met ons naar
de kerk zijn geweest, maar vreemd dat hij eigenlijk in mijn herinnering uit die jonge jaren geen plaats heeft, wel uit latere jaren. Misschien een gevolg van het feit, dat in het leven van jonge kinderen alles draait om Vader en Moeder, terwijl broers en zusters, hoewel speelgenoten, een veel minder belangrijke plaats innemen.
Een voorvalletje uit de jaren voor mijn schooltijd, hoe onbeduidend ook op zichzelf, wil ik nog even ophalen. Ik bedoel dit. Op zekeren dag kwam de voddenkoopman bij ons. Garmd Klim heette de man. Geen prettig iemand.
Plotseling hoorde ik uit zijn mond een woord, dat ik niet kende: Bliksem! He, leuk was dat. Het woord bleef zitten en toen de man weer weg was, moest ik het toch beslist ook eens gebruiken! En zo deed ik. Maar jawel! “Moeke, Siemm zegt bliksem”, kwam broer Jan. Ik moest bij Moeder komen. Zij pakte het heel verstandig aan. Ze zei:”Dat is ‘n lelk woord, mien jong, dat mags doe nait weer zeggen.”Ik vond het helemaal geen lelijk woord, doch Moeder zei het ,dus was het zo. Dat ik me het voorval nog zo precies herinner, best Voor de zoveelste maal, dat iets wat niets te betekenen heeft, soms in het geheugen blijft hangen, terwijl dingen van belang, die men graag zou willen onthouden, totaal verdwijnen ………

Voor de meeste kinderen is de dag, dat ze voor het eerst naar school gaan, stellig een dag van grote betekenis in hun jonge leven. Zo was het ook voor mij. Op den eersten april 1886 was het zover. Broer Jan moet toen al naar de derde klas zijn gegaan, maar gek is dat weer. Ik zie Jan niet op school, ook niet dat we samen van huis naar school gingen, of terug van school naar huis, of dat hij wel eens als mijn beschermer is opgetreden, niets van dat alles. Toch moet een en ander wel gebeurd zijn,zou ik denken.
Op de dagen, voorafgaande aan genoemden eersten april, zal er thuis wel eens gesproken zijn over de ophanden zijnde grote gebeurtenis en mijn hart zal wel gepopeld hebben van verwachting nopens het grote onbekende, dat ik tegemoet ging. Immers het was en is nog een hele sprong, die een (toen) 5-jarige kleuter maken moest van het vrije leven bij moeder thuis naar het aan allerlei regels gebonden schoolleven. Gelukkig gewennen de meeste kinderen tamelijk spoedig aan het nieuwe leven zonder al te grote schokken. Toch zijn er ook, die slechts met moeite zich leren schikken in het nieuwe milieu en bij niet zo Weinig kinderen doen zich verschijnselen voor van verminderden eetlust en van merkbaren achteruitgang van den algemenen gezondheidstoestand, al blijven zulke verschijnselen inden regel niet lang aanhouden. Hoe een en ander bij mij verlopen is, weet ik niet, doch ik durf onderstellen, dat het vrij kalmpjes gegaan is, want ik moet in mijn jeugd altijd nogal een stevige, gezonde knaap zijn geweest.

Een nieuwe klas van zulke kleuters is, vooral in den eersten tijd, voor de betrokken onderwijzeres of den onderwijzer in den regel geen onverdeeld genoegen. Dikwijls toch voelt een kind zich, nu het niet meer bij moeder is, zo eenzaam en verlaten, dat het in schreien uitbreekt. En als dan het ene het andere aansteekt -wat licht gebeurt- dan kan het een hele toer zijn ,de kleintjes weer tot bedaren te brengen. Natuurlijk gelukt dit den een gemakkelijker dan den ander. Iets dat op mopperen lijkt zal waarschijnlijk den toestand alleen maar verergeren, terwijl een zacht en vriendelijk woord daarentegen vaak wonderen kan doen.

Om het jonge volkje over den eersten schroom en de eerste verlegenheid heen te helpen zijn er soms wel aardige handigheden bedacht, foefjes zou men kunnen zeggen, bv. aan elk kind een schoolprent geven om naar huis mee te nemen. Een kinderhand is gauw gevuld en zo kun je met een kleinigheid dikwijls veel bereiken. ln Spijk bestond een aardige gewoonte. Ieder kind kreeg op zijn eersten schooldag een “stoetboom’! Wat dat was. Wel, een tak met enkele zijtakjes eraan werd van een boom gesneden en naar den bakker gebracht. Deze kneep op verschillende plaatsen om de zijtakjes een klompje deeg, het geval ging in den oven en kwam na enigen tijd als een boompje met bolletjes brood eraan weer te voorschijn.
Dat was de “stoetboom.”(stoet=brood)

Ik wist, wat komen zou en was natuurlijk in gespannen verwachting. En jawel, bijhet uitgaan van de school om drie uur kreeg ik van den meester een stoetboom. Het was er een van bescheiden afmeting met niet al te veel stoetjes, maar ik vond hem prachtig. lk was niet aan veel gewend en denk, dat de stoetboom thuis wel vrij gauw zal veranderd zijn in een boom zonder stoetjes. Of dat eigenaardig gebruik van den stoetboom ook in andere plaatsen van de provincie Groningen heeft bestaan? Vermoedelijk wel, maar ik weet het niet zeker.
Van mijn eersten schooltijdherinner ik me verder eigenlijk niets meer. Wel van later en daarvan wil ik nog een en ander vertellen. De openbare school stond in de kom van het dorp aan den weg om de kerkgracht. Ze telde maar twee lokalen. Het ene lokaal was voor het hoofd der school, den heer Kremer, het andere voor den hulponderwijzer, zoals hij toentertijd algemeen genoemd werd. lk meen,dat deze wat kleinerendklinkende benaming nu vrijwel in onbruik is geraakt.

De laagste drie klassen waren toevertrouwd aan den onderwijzer. Dat was gedurende mijn eerste schooljaren een zekere heer Sprang. Zijn verschijning staat me nog tamelijk duidelijk voor ogen. Het was een korte, breedgeschouderde man, donker van haar en wat rood in het gezicht. Of ik van hem hield? Dat ging nogal, geloof ik. Wat ik me nog heel goed herinner, is het volgende: In de drie jaren dat de heer Sprang mijn meester was, is het meer malen gebeurd, dat hij onder schooltijd met hoofd op de bank ging liggen en insliep. De leerlingen werden gewoon aan hun lot overgelaten. Dat er van leren dan niet veel terecht kwam, is te begrijpen. De kinderen begrepen natuurlijk het wat vreemde gedrag van hun meester niet, ik tenminste niet, maar later heb ik de reden ervan wel vernomen. Hoe het zij de kinderen vonden den toestand nog zo gek niet. Gewerkt werd er haast niet, doch gaven wij daar wat om? Was het niet lollig? AI heel gauw een groot gekakel, terwijl er vanzelfsprekend allerlei kattekwaad werd uitgevoerd, hoewel de meester, voor hij zich tot indutten zette, een der leerlingen had aangewezen om de namen van allen, die ondeugd deden, op het bord te schrijven. Ikzelf ben ook eens met die opdracht vereerd. Het gevolg van deze wijze van doen was, dat de oudste, de sterkste en de brutaalste leerlingen werden ontzien, terwijl veel minder schuldigen op het bord kwamen. Aldus werden we opgevoed “tot alle christelijke en maatschappelijke deugden”.
Later heb ik vernomen, dat de heer Sprang geregeld misbruik maakte van sterken drank en dat daaraan zijn wonderlijk gedrag voor de klas toegeschreven moest worden. De drank maakte hem onbekwaam voor zijn werk. Het is helaas, met den man van kwaad tot erger gegaan, want enige jaren later (ik was toen geen leerling meer van zijn school)is hij wegens enig misdrijf(wat het geweest is, weet ik niet)ontslagen en veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf. Om aan de onterende straf te ontkomen, vluchtte hij naar Amerika. Later naar Nederland teruggekeerd, onderging hij zijn straf. Weer op vrije voeten gestelḑ heeft hij nog een tijdlang stroo opgekocht bij de boeren, doch dat beviel hem toch zeker ook niet, want na verloop van tijd is hij opnieuw naar Amerika vertrokken, nu met zijn hele gezin. Ziedaar de droeve geschiedenis van mijn eersten onderwijzer.
Veel herinneringen uit mijn eerste drie schooljaren heb ik niet. Wel weet ik nog ,dat in dien tijd het oude schoolgebouw afgebroken en een nieuwe school op dezelfde plaats weer opgebouwd is, weer met twee lokalen. Die school staat er nu nog. Ik heb er nog een flauw besef van, dat er toen een zekeren tijdschool gehouden is in een ander gebouw, ook in de kom van het dorp, maar waar dat precies geweest is,is me niet bijgebleven

Dorpsagenda