Het tijdsbeeld rond 1886 (deel 4)

de vraag bij mij opkomt,of ze wel altijd sterk genoeg haar christelijke roeping en plicht begrepen heeft om zonder ophouden en met klem op te komen voor den arme en verdrukte.
De predikanten hadden in dezen een schone taak,niet alleen op zondag, op den preekstoel, maar ook bij het huisbezoek. Gods woord laat hier geen onzeker geluid horen. En ik weet ook van mannen,die, in gehoorzaamheid aan hun Zender, moedig en duidelijk gesproken hebben, al had dat niet dadelijk zichtbaar resultaat. Moedig? Was er moed voor nodig om zo te spreken? Wel,de boeren werden immers ontzien? En ze rekenden erop ontzien te worden. Nam iemand het op voor den minderen stand, dan vonden ze gauw, dat hij hen te na kwam. Laat ik een voorbeeld geven. Het toenmalig hoofd van de christelijke school in Spijk was voorzitter van Patrimonium aldaar. We weten al, waarvoor deze organisatie o.m. streed. Dat geschiedde ook in Spijk, maar ik kan u verzekeren, dat menigeen dat maar zozo vond; het werd niet vriendelijk opgenomen.Nu zal men ook begrijpen met hoeveel voorzichtigheid en tact een predikant moest optreden,als hij meende ,dat zijn beginsel van hem eiste te proberen, den boer aan zijn verstand te brengen, dat hij toch eigenlijk volgens den bijbel het loon van den arbeider verkortte. Zelfs tot op een halven cent werd het beknibbeld, als het erom ging, den arbeider een stuk werk te doen aannemen tegen overeen te komen prijs. Hemeltergend is een zwaar woord,maar hoogst moeilijk waren de toestanden toch vaak zonder twijfel. De boeren werden bijna zonder uitzondering rijk, terwijl de arbeiders meestal in kommervolle omstandigheden leefden. Ze werkten,zolang ze konden en dan, ja,wat dan:Sociale voorzieningen bestonden toen nog niet. Om niet van honger om te komen zat er voor den afgewerkten arbeider niets anders op dan naar de diaconie te gaan om steun of bij het burgerlijk armbestuur te gaan soebatten. Geen benijdenswaardig lot zult ge zeggen. Nee, inderdaad niet. De tegenstellingen waren wel scherp en schrijnend! En ziedaar nu de dingen, ik zeg het nog eens, waarop de dominee moest wijzen. Voelt ge, over hoeveel plichtsbesef uit hoofde van zijn hoog christelijk ambt en hoeveel sterkte van geest zo’n man beschikken moest? Tegen den stroom oproeien valt nooit mee en die den knuppel in het hoenderhok werpt, kan lawaai en gekakel verwachten. Als een predikant het derhalve opnam voor de economisch zeer zwakken van zijn gemeente, dan kon hij er zich van bewust zijn,dat hij daarmee zeker risico liep. En er zeer waarschijnlijk geen dank voor zou oogsten van de meeste Welgestelden. Men zou er onder elkaar over praten en niet in goedkeurenden zin, maar tot een openlijk conflict zou het niet licht komen, want de dominee had immers de Schrift aan zijn zijde.

Maar de critiek was er. Er haperde iets en dat deed men den dominee, voelen,al sprak men het niet openlijk uit. Nu zou men misschien uit heb bovenstaande den indruk kunnen krijgen, dat de boeren slechtere mensen waren dan de rest der bevolking. Natuurlijk was dit niet zo. Er waren zonder enigen twijfel mensen onder van in menig opzicht hoogstaand karakter. Ook mag ik, geloof ik, wel zeggen, dat menigeen met een oprecht christelijken geest bezield was.Maar wat betreft het besef van en het inzicht in den vaak treurigen toestand van den arbeider, scheen men veelssins met blindheid geslagen te zijn. Evenwel dient hier wel in het oog gehouden te worden,dat de maatschappelijke verhoudingen en toestanden in dien tijd heel anders lagen dan nu.
Gelukkig werd er ook toen wel christelijke liefdadigheid beoefend, maar daardoor werden toch altijd slechts enkelen geholpen,terwijl het hier een grote, ja de grootste groep van de bevolking gold. Het mag waarlijk verwondering wekken, dat de slachtoffers zich zo lange jaren rustig en onderdanig in hun kommervol bestaan geschikt hebben. Ontevredenheid was er, moet er geweest zijn. Toch vernam men weinig van beschuldigingen tegen hen, die het zoveel beter hadden. Men verdroeg, men duldde. Waren er niet altijd rijken en armen geweest en zouden die er ook niet altijd blijven? Leerde hun de godsdienst dat ook niet? En godsdienstig waren de meesten. Zoals reeds eerder is opgemerkt, stond de Nederlands Hervormde Kerk
in de kom van het dorp. Dat is jaren en jaren de enige kerk geweest.Evenwel vond de Afscheiding van 1834 ook in het stille Spijk groten bijval. Het aantal afgescheidenen, zoals ze door andersdenkenden vaak smalend genoemd werden, groeide snel, totdat het eindelijk nodig was geworden, voor hen een kerk te bouwen, de afgescheiden Kerk. Natuurlijk was de splitsing niet zonder beroering en veel gekrakeel verloopen. Dat werd er nog niet beter op, toen de Afgescheidenen tot het inzicht kwamen, voor hun kinderen nu ook een eigen school nodig te hebben. Die school kwam er en spoedig had ze meer leerlingen dan de openbare school. En nog was het einde der veranderingen er niet. Nieuwe verschuivingen waren op komst.De Doleantie kwam,1886. De Hervormde Kerk verloor opnieuw een deel van haar leden, kinderen openbare school. De laatste werd een schooltje, terwijlde chr.school groeide door toeloop van kinderen uit de Doleantie. AI spoedig bouwde deze groep ook een kerkje voor zich, zodat het dorp nu drie kerken telde in plaats van de ene van vroeger. Wat een verandering op kerkelijk en op schoolgebied!
En nog scheen men op schoolgebied niet klaar te zijn. Het orthodoxe deeL van hen, die de Hervormde Kerk trouw gebleven waren, ging voor zijn kinderen ook een chr school bouwen, de School met denBijbel.Vreemd was, dat de Hervormde Dominee, die voor orthodox doorging, zijn kinderen niet naar de nieuwe school stuurde, ofschoon, het de meest ernstige leden van zijn gemeente waren, die de school begeerd en gewild hadden. Maar hij had den bouw ervan niet vreugde gezien. Vele jaren was hij in Spijk dominee geweest, doch toen hij na enigen tijd naar elders beroepen werd, gebeurde, wat maar weinigen gedacht hadden: Dominee Okken nam het beroep aan en verliet de plaats. Het leek er dus wel op, dat hij zich op het dorp niet meer thuis voelde.
Van de openbare school was als gevolg van de beschreven gebeurtenissen maar heel weinig overgebleven. Zij werd nog slechts bezocht door de kinderen van hen, die het met den godsdienst niet nauw namen.
De vrij lange uitweiding over hetgeen zich in de 19e eeuw in het dorp SpIJk afspeelde, was nodig om enig inzicht te geven in het godsdienstig karakter van zijn inwoners. Men zal het na deze uitweiding met mij eens zijn, dat ik niet te veel heb gezegd, toen ik de bevolking van Spijk godsdienstig noemde. Ik geloof ook, dat het bij velen het geloof was, dat hen hielp, het leven, vaak zo vol ontbering, moedig en dankbaar te aanvaarden, hoe moeilijk het soms wezen kon. Ze kwamen niet gauw tot opstand of verzet. Hun Godsvertrouwen was velen tot groten steun.

Intussen waren er dingen gaande, die grote veranderingen zouden teweegbrengen. Een nieuwe leer, die van het socialisme, werd de wereld ingedragen en werd gretig beluisterd, vooral en eerst door het ongodsdienstig deel der arbeidersbevolking. De leuze: “Proletariërs van alle landen, verenigt U kreeg langzamerhand vat op de mensen. Men begon te beseffen, dat men, als enkeling machteloos, verenigd sterk kon staan. Het was, meen ik, de grote voorman van het socialisme, Troelstra, die leerde:Heel het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil. Klein begonnen, is de politieke socialistische partij, nu de P.v.d.A. genoemd, uitgegroeid tot een partij van grote macht en groten invloed.
Maar het waren niet alleen de socialisten, die ijverden voor betere toestanden. Ik behoef maar den naam van den antirevolutieonairen staatsman Talma te noemen om beter te weten. Talma en met hem de hele a.r.partij, begaan met het vaak harde lot van honderdduizenden arbeiders, hebben zich ingespannen voor opheffing van speciaal dat deel der bevolking van Nederland. En, gelukkig, met succes. Mede door hun inspanning en volharding is er in het leven van den arbeider ongetwijfeld veel verbetering gekomen.
Het was vooral de op christelijken grondslag staande organisatie Patrimonium, die voor de arbeiders in de bres sprong. Ook in Spijk werd een afdeling van Patrimonium opgericht en langzaamaan gingen de ogen van de

2 gedachten over “Het tijdsbeeld rond 1886 (deel 4)

  • 24 november 2013 om 17:21
    Permalink

    wie weet waar deze derde kerk stond?

  • 24 november 2013 om 22:24
    Permalink

    Boeiend om deze herinneringen te lezen!

    Volgens mijn informatie is de kerk van de Dolerenden opgericht op 23-5-1887 in het huis op ‘t Loug 3. Het kerkje van de Dolenden stond op wat nu Hoofdweg Noord 7 (garage en later cafetaria) is.

Reacties zijn gesloten.

Dorpsagenda